Deze column van Harry Hamstra verscheen op zaterdag 19 oktober 2013 in AD/AC
Als voetballertje en later als voetballer was ik, laat ik het bescheiden uitdrukken, best wel fanatiek. Zo kon ik me er de hele dag op verheugen dat ik ‘s avonds mocht gaan trainen. Een trainingsdier. Dat kan niet iedere voetballer zeggen, weet ik uit ervaring. En dan trainden wij nog maar twee keer per week. Helaas heb ik als actief voetballer het tijdperk van drie keer trainen per week niet meegemaakt. Het ergste dat je kon overkomen was een blessure of ziek zijn. Je kon dan trainen noch een wedstrijd voetballen. Gelukkig bleef ik van blessures verschoond. Een enkelbreuk op 12 oktober 1986 tijdens een vriendschappelijke wedstrijd tegen CSV Apeldoorn, dat was het wel zo’n beetje. Het was regenachtig weer en ik had voor het eerst mijn nieuwe Puma Turbo’s met afschroefbare noppen aan. Ze waren mij aangepraat als zijnde schoenen met een enorm goed grip op natte velden. Dat heb ik geweten. De lange noppen zogen zich vast in het veld, mijn enkel draaide en knak…… De Turbo’s heb ik met mega-snelheid weggegooid.
Ziek zijn was een ander verhaal. Meestal een griepje. Dat kon je nog wel ‘sturen’. Als de griep zich doordeweeks manifesteerde, en naar school of het werk gaan niet aan de orde was, dan trad er bij mij altijd een fysiek mechanisme in het werk dat er voor zorgde dat koorts en andere ongemakken op vrijdag luwden. Op zaterdag was ik weer het mannetje. Mijn moeder en later mijn vrouw noemden dit ‘het verschijnsel van Kortjakje’, altijd ziek, midden in de week maar ‘s zaterdags niet…..’.
Pas als je wat mankeert, ziekte of een blessure, en je kunt niet voetballen dan besef je eens te meer wat het spelletje voor je betekent. Ik zie het aan mijn zoon, Harry jr. Net voor de competitie geblesseerd geraakt, acute blindedarmontsteking tussendoor, revalideren en nog steeds niet fit. Die baalt als een stekker. Gezondheid, lekker kunnen trainen, lekker ballen, dat is toch alles.